Zorg

De scholen binnen onze stichting vinden het belangrijk om te kunnen omgaan met de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen. Centraal binnen onze visie op onderwijs is dat elk kind zoveel mogelijk passend onderwijs moet krijgen, dat het onderwijs zo goed mogelijk aansluit bij de mogelijkheden van het kind en recht doet aan de verschillen.

Competentie, relatie, vertrouwen, zelfstandigheid en autonomie zijn begrippen die van groot belang zijn voor Stichting Talent scholen.

 

Onze scholen maken deel uit van Samenwerkingsverband Meppel en omstreken 407.
Het Samenwerkingsverband stelt een ontwikkelingsplan (Zorgplan) op.

Het huidige ontwikkelingsplan omvat de periode 2011-2014.

In dit plan, dat ter inzage op de scholen ligt, worden o.a. de volgende zaken beschreven:

 

 

5.1.1 Zorgdocument

Daarnaast heeft de school een eigen Zorgdocument waarin o.a. de visie omtrent zorg wordt beschreven. Het Zorgdocument wordt jaarlijks geactualiseerd en ligt ter inzage op school.

 

 

Indien de extra hulp niet het gewenste effect heeft, wordt in overleg met ouders, groepsleerkracht en IB-er besloten om het kind verder te laten onderzoeken door de IJsselgroep of Timpaan.

 

Daarna gaat de school verder aan de slag met dit kind en het advies. Mocht blijken dat het kind beter af is in het Speciaal Basisonderwijs dan wordt actie ondernomen met een onderwijskundig rapport richting PCL.

 

De PCL is een door de wet vereiste en ingestelde commissie, die bepaalt of een leerling plaatsbaar is op de SBO van het samenwerkingsverband of niet.

Dat houdt in dat zij positieve of negatieve beschikkingen afgeeft. Er is nog een derde mogelijkheid: komt de PCL niet tot een besluit en wenst zij verdere informatie dan kan ze besluiten tot een proefplaatsing. Bij een proefplaatsing wordt de leerling enkele weken toegelaten tot het SBO. Na die weken geeft de groepsleerkracht aanvullende informatie en kan de PCL wellicht tot een weloverwogen besluit komen.

De leerling blijft daarbij ingeschreven op de school van herkomst.

 

Hoe werkt de PCL?
De PCL doet zelf geen onderzoek, maar vraagt ouders en school om alle beschikbare en relevante informatie over de problematiek van het kind op te sturen. De school doet dit aan de hand van een Onderwijskundig Rapport, dat eerst aan de ouders ter ondertekening is voorgelegd.

 

De ouders zijn de officiële aanmelders. Zij kunnen in overleg met de basisschool bepalen dat zij hun kind willen aanmelden bij de PCL. Overigens is het in de praktijk duidelijk dat de school meestal het initiatief neemt, strikt noodzakelijk is dat echter niet.

 

Het dossier dat van een leerling wordt samengesteld, wordt bestudeerd door de leden van de PCL. In een vergadering, waarbij ook de school (groepsleerkracht, interne begeleider) of ouder(s) kan worden uitgenodigd, wordt vervolgens een afweging gemaakt en een besluit genomen. School en ouders krijgen van dit besluit zo spoedig mogelijk bericht.

 

Op alle basisscholen in ons samenwerkingsverband is een IB-er aan het werk.

De IB-ers van het samenwerkingsverband zijn verenigd in netwerken. Deze netwerken komen een aantal keren bij elkaar.

 

De doelen van de netwerken interne begeleiding zijn:

 

 

 

Werkwijze van het SWV Meppel  e.o. 407

Ten aanzien van de vraag omtrent een CVI-beschikking v.w.b. plaatsing of toewijzing leerling gebonden financiering (rugzak) het volgende:

 

Het WSNS SWV Meppel e.o 407 heeft bij de oprichting besloten om zoveel mogelijk van de ontvangen middelen rechtstreeks aan adequate leerlingenzorg op de basisschool te willen besteden. Het voordeel is dat er weinig verloren gaat aan overhead en overige kosten en de ontvangen gelden  worden daar ingezet waar dat nodig is.

Deze werkwijze voldoet tot volle tevredenheid, wordt echter wel jaarlijks geëvalueerd maar vooralsnog ziet dit samenwerkingsverband geen enkele reden de tot nu toe gevolgde (succesvolle) werkwijze te willen veranderen.

 

Om de middelen op de juiste wijze en met veel rendement te kunnen inzetten ligt de nadruk dus op een goed begeleiding- en zorgsysteem met op de basisschool (een) autonome en gekwalificeerde interne begeleider(s). Het spreekt vanzelf dat er een continu systeem van deskundigheidsbevordering is op het gebied van de interne begeleiding en leerlingenzorg.

 

 

Kortom: de hulp wordt vooral op school geboden en de leerling wordt op een adaptieve manier in het basisonderwijs op weg geholpen. Het Samenwerkingsverband probeert de leerlingenzorg bij de leerling te brengen en niet andersom.

 

Met ingang van 1 augustus 2003 is de wet “Regeling Leerling Gebonden Financiering” in werking getreden. In deze wet wordt onder meer geregeld dat leerlingen met een beperking toegang kunnen krijgen tot een school voor regulier onderwijs. De keuze voor regulier of speciaal onderwijs wordt gemaakt door de ouders. Van de scholen wordt verwacht dat zij de toegang tot hun school voor deze leerlingen mogelijk maken.

 

Het geld dat voor de leerling beschikbaar komt, kan alleen gebruikt worden voor onderwijsgerelateerde zaken. De bijdragen worden per beperking vastgesteld. Een deel van de rugzak wordt gebruikt voor ambulante begeleiding, vanuit een school voor speciaal onderwijs. Het resterende deel is vrij inzetbaar.

 

De scholen van Stichting Talent hebben afspraken gemaakt m.b.t. toelating van leerlingen met een beperking of stoornis. Deze staan vermeld bij hoofdstuk 6.3.3.

 

Speciaal (basis) onderwijs is onderwijs voor leerlingen die in het gewone onderwijs niet meer goed kunnen functioneren of onderwijs kunnen volgen. We spreken van speciaal (basis) onderwijs -S(B)O- voor leerlingen van 4 tot 12 jaar.

 

Er zijn 4 verschillende categorieën, of “clusters”, van scholen voor speciaal (basis) onderwijs, ingedeeld naar de specifieke handicap van de leerlingen:

 

Cluster 1 voor kinderen met een visuele handicap

Cluster 2 voor kinderen met gehoor- en spraakproblemen

Cluster 3 voor kinderen met een lichamelijke en/of verstandelijke handicap, meervoudige handicaps en zmlk (zeer moeilijk lerende kinderen)

Cluster 4 voor kinderen met ernstige gedragsstoornissen en/of psychiatrische problematiek

 

 

 

5.5   Zorg op de Heidehoek

Onze school maakt gebruik van het procesgericht kindvolgsysteem voor leerlingen van het Centrum voor ErvaringsGe­richt Onderwijs, dit is een digitaal systeem. We willen daarmee te kennen geven geen van de kinderen uit het oog te willen verliezen en duidelijk zicht houden op de ontwikkeling die elk van hen doormaakt. Het kindvolgsysteem zit zo in elkaar dat het de leerkracht en school helpt om op een efficiënte (dus: haalbare) manier te achterhalen:

We concentreren ons met andere woorden niet alleen op het meten van de groei, maar ook op aanwijzingen die met het (groei)proces te maken hebben. In deze procesgerichte benadering worden drie indicatoren gehanteerd: ‘welbevin­den’, ‘betrokkenheid’ en ‘competenties’. Zij vertellen ons hoe goed kinderen het maken en of ontwikkeling zich bij hen aan het voltrekken is. Deze indicatoren vormen de spil van het Procesgericht Kindvolgsysteem. Voor de basisvaardigheden technisch lezen, begrijpend lezen, spellen, wereldoriëntatie en rekenen/wiskunde gebruiken we landelijk genormeerde voortgangstoetsen van CITO. De frequentie van afname is 1 à 2 keer per jaar. Daarnaast gebruiken we zowel methodegebonden als niet-methodegebonden observaties en toetsinstrumenten.

Alle gegevens, ook die over speciale hulp, worden in dit leerlingvolgsysteem vastgelegd. Voor elke leerling is er een dossiermap met alle gegevens waarbij inbegrepen het onder­wijskundig rapport.

Evaluatie vindt elke dag plaats bij iedere leerkracht. Dagelijks worden de ontwikkelingen van kinderen uit de groep in de groepsmap bijgehouden. Dit betreft zowel de cognitieve (het ‘leren’) – als de sociaal-emotionele ontwikkeling. De informatie komt uit: observaties (welbevinden en betrokkenheid), de dagelijkse correctie, dictees, het maken van teksten en toetsen die bij de methode horen, registratie van het contractwerk enz. Met behulp van het leerlingvolgsysteem stellen we vast of

 

Evaluatievormen

1    Groepsbesprekingen zijn er 4 x per jaar

2   Schoolevaluatie, aan het eind van het schooljaar tijdens een teamvergadering

 

5.5.1 Intern begeleider (IB-er)

De zorg voor individuele kinderen met leer -, ontwikkelings – of gedragsproblemen is niet alleen een taak voor de groepsleerkrachten. De interne begeleider ondersteunt de groepsleerkrachten bij de verantwoordelijkheden en taken rondom de begeleiding van kinderen die speciale zorg behoeven. Daarom kan het voorkomen dat de intern begeleider aanwezig is bij sommige gesprekken over uw kind. Samen met de schoolleiding bewaakt zij het niveau van individuele leerlingen en groepen. Een aantal zaken op een rijtje:

De IB-er coördineert de zorg op schoolniveau door:

 

Is deskundige op het gebied van de leerlingenzorg en -begeleiding door:

 

Voert zorgwerkzaamheden op schoolniveau uit, door:

 

Er wordt gewerkt vanuit een netwerk van IB-ers voor collegiale ondersteuning. Scholen kunnen van elkaar leren.

 

5.5.2    Groeps- en leerlingbespreking

Op school wordt regelmatig overleg gevoerd over leerlingen: overleg met leerkrachten, ouders en externe begelei­ders van een schoolbegeleidingsdienst. Er zijn in school verschillende typen van leerlingenoverleg te onderscheiden. Deze besprekingen vormen de basis van de zorgver­breding binnen de school. Ze worden gehouden om gezamen­lijk (het hele team) de verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor alle kinderen van de school.

 

De groepsbespreking

De groepsbespreking vindt plaats voorafgaand aan de rapportbesprekingen met de ouders. In deze bespreking worden de gegevens van kinderen door de groepsleerkracht besproken met de collega’s aan de hand van gegevens uit de observatie/rapportage en het leerlingvolgsysteem. De gegevens hebben betrekking op de cognitieve gebieden en de sociaal-emotionele ontwikkeling. De resultaten van de gehele groep worden besproken. Dan wordt de eventuele hulp aan de groep besproken (groepsplan) en wordt vastgesteld voor welke leerlingen een nadere diagnose uitgevoerd moet worden. De groepsleerkracht heeft altijd de mogelijkheid om de gegevens te bespreken met een schoolbegeleider. De school onderhoudt contacten met een schoolbegeleidingsdienst, andere basisscholen en ‘de Reestoeverschool’ (de speciale school voor basisonderwijs in Meppel). Leerkrachten en intern begeleider maken indien nodig gebruik van de consultatiemogelijkheden van ‘de Reestoeverschool’, maatschappelijk werk en de jeugdhulpverlening. Daarnaast kunnen leerlingen, als de ouders dat willen, ook aangemeld worden voor de speciale school voor basisschool: ‘de Voetelinkschool’ in Steenwijk. Uit de groepsbespreking komen vaak leerlingen die nader besproken moeten worden dit doen we als volgt:

Het verslag wordt in het leerlingdossier bewaard en omvat dezelfde punten, aangevuld met:

 

Individuele leerling-besprekingen

Het is mogelijk dat in het handelen met kinderen zich problemen voordoen die bespreking vragen, zonder dat uitstel mogelijk is. Problemen die ontstaan omdat de leerkracht niet (goed) meer ziet hoe deze leerling aan te pakken.

Deze problemen kunnen besproken worden op elk gewenst moment of tijdens de 2 wekelijkse teamvergaderingen.

 

 

Plaatsing en verwijzing van leerlingen met specifieke behoeften

De meeste kinderen met specifieke behoeften kunnen in ons onderwijssysteem prima blijven functioneren, omdat het onderwijsaanbod op het individuele kind wordt afgestemd.

 

Daardoor zijn leerachterstanden geen reden van verwijzing. Toch is het mogelijk dat, ondanks alle extra hulp, er kinderen zijn die zulke specifieke hulp nodig hebben dat verwijzing naar een speciale school voor basisonderwijs de beste oplossing is. Dit besluit wordt pas genomen na uitvoerig overleg tussen ouders, leerkrachten en schoolbegeleider. De ouders spelen in deze procedure een belangrijke rol. Voor iedere stap wordt met hen overlegd en om hun toestem­ming gevraagd.

 

5.5.3    Handelingsplan

We hanteren ons eigen handelingsplanformat. Alle leerkrachten maken hier gebruik van. Ze worden opgeslagen in Parnassys.

 

5.6   Onderwijs aan zieke leerlingen

Een kind heeft recht op onderwijs, ook als het ziek is. Wanneer een leerling langdurig ziek is, thuis of in het ziekenhuis, zorgt de school ervoor dat de leerling betrokken blijft bij het onderwijs. Een aangepast leerprogramma kan het kind de nodige afleiding geven en zal het contact tussen het kind en de school waarborgen. Ook wordt voorkomen dat de achterstand te groot wordt om na de ziekteperiode de draad weer op te pakken. Om de begeleiding van zieke leerlingen zo optimaal mogelijk te realiseren kan de school een beroep doen op de consulenten Onderwijs aan Zieke Leerlingen, die werkzaam zijn bij een schooladviesdienst. Zij kunnen de leerkracht adviseren bij het aanpassen van de leerstof aan de mogelijkheden van het zieke kind. In overleg met de school en de ouders kan de consulent de leerling 1 à 2 keer in de week bezoeken en samen met de leerstof bezig zijn. Verder hebben de consulenten zicht op de aard en de consequenties van ziekten.

 

 

5.7   Protocol leesproblemen en dyslexie

We hanteren hiervoor een landelijk vastgesteld protocol.

 

5.8   Toetsing en registratie

De opbrengsten van ons onderwijs meten we met de methode gebonden toetsen en ons leerlingvolgsysteem waaronder Cito-toetsen voor taal voor kleuters, ordenen, Drie-minuten-toets van Cito, AVI, begrijpend lezen, rekenen/wiskunde, spelling, wereldoriëntatie.

 

De resultaten over meerdere jaren

Kinderen verschillen in ontwikkeling en mogelijkheden, er is geen kind gelijk. Wij gaan als school uit van die verschillen met ons kindgericht onderwijs. We halen, door het kind steeds datgene te bieden waar het aan toe is, het beste uit de kinderen en gaan er van uit dat bijna elk kind de kerndoelen haalt.

In onderstaande tabel staan de uitstroomgegevens van de afgelopen vijf jaar:

 

In onderstaande tabel staan de uitstroomgegevens van de afgelopen vijf jaar:

Voortgezet onderwijs

2008

2009

2010

2011

2012

Totaal

Vwo

 

 

1

 

 

1

Havo/Vwo

3

1

1

1

3

9

Vmbo – t

2

3

2

4

 

11

Vmbo –gemengd/kader /beroeps

 

1

 

 

1

2

Lwo

 

2

 

2

2

6

Pro

 

 

 

 

1

1

Totaal

5

7

4

7

7

30

Nog belangrijker dan deze cijfers, is de vraag hoe de leerlingen het doen in het voortgezet onderwijs. Om daar achter te komen volgen we onze schoolverlaters. Het voortgezet onderwijs stuurt ons jaarlijks de rapportage van de oud-leerlingen. We kunnen daaruit concluderen dat de schooladviezen die we geven goed zijn.

 

5.9   Rapportage en dossiervorming

Ouders worden regelmatig schriftelijk en mondeling op de hoogte gehouden van de resultaten van hun kinderen. Wanneer zich problemen voordoen worden de ouders meteen ingeschakeld om de problemen met hen te bespreken.

Ouders worden op de hoogte gesteld van de extra maatregelen die de school treft aansluitend bij de specifieke onderwijsbehoeften van hun kind. We hebben hetzelfde doel namelijk de juiste begeleiding zoeken voor het kind.  Zowel ouders als leerkrachten dienen zich te houden aan de gemaakte afspraken betreffende de extra maatregelen.

Twee keer per schooljaar zijn er de zogenaamde 15-minuten gesprekken, waarin ouders het werk van hun kinderen kunnen bekijken en bespreken met de groepsleerkrachten. Kinderen van 4 jaar worden alleen besproken in de 15 minutengesprekken, vanaf groep 2  krijgen ze een digitaal gemaakt rapport mee naar huis. Daarnaast is er elke eerste maandag van de maand de mogelijkheid om gebruik te maken van een ouder­spreekuur.

Rapporten, toetsresultaten, werkjes van kinderen, verslagen van oudergesprekken en medische gegevens worden op school opgeslagen in een leerlingendossier. Deze gegevens zijn persoonlijk en vertrouwelijk en worden niet zonder toestemming van de ouders aan anderen verstrekt. Ouders hebben het recht dit dossier in te zien. Omtrent het officiële beleid omtrent privacy en informatieplicht naar ouders, verwijzen wij u naar hoofdstuk 7.2 en 7.3.

 

5.10    Beleid najaarskinderen

De kinderen die geboren zijn tussen de zomer – en de kerstvakantie worden in de leerlingbespreking ingebracht. Er volgt een advies dat met de ouders wordt besproken. Omdat we met eigen leerlijnen werken kan het kind ook een aantal maanden later beginnen aan groep 3.

 

 

5.11 De overgang van kinderen naar het voortgezet onderwijs

Na de basisschool gaan de kinderen naar het voortgezet onderwijs. Ze hebben de keus uit een aantal scholen in de omgeving. De meeste kinderen gaan naar scholen in Steenwijk, Diever of Wolvega. Deze scholen nodigen de leerlingen van groep 8 uit om in januari/februari de sfeer te komen proeven en een dagdeel mee te draaien om zo tot een juiste keus te komen. Wij proberen de kinderen en hun ouders te helpen bij het maken van een keuze. De leerkracht van groep 8 geeft advies welke schoolsoort het beste past bij het kind. Dit advies is gebaseerd op de observaties van de leerkrachten en het kindvolgsysteem. Samen met de ouders wordt dit advies in januari op school besproken. Daarna wordt het kind definitief aangemeld bij een school voor vervolgonderwijs. Sommige scholen voor vervolgonderwijs komen in juni bij ons op school om de aangemelde leerlingen te bespreken met de leerkracht van groep 8. Elke school voor voort­gezet onderwijs krijgt een onderwijskundig rapport van de kinderen die de school zullen gaan bezoeken.

 

 

 

5.12 Centrum Jeugd en Gezin

 

Centrum Jeugd en Gezin Gemeente Westerveld is een netwerk waarin een aantal organisaties samenwerkt, zoals: de GGD, Icare, Welzijn Meppel/Westerveld, Bureau Jeugdzorg, Speelwerk en het onderwijs. Ook het schoolmaatschappelijk werk wordt geïnitieerd vanuit dit samenwerkingsverband. Het schoolmaatschappelijk werk heeft een brugfunctie tussen leerling, ouders, school en hulpverleninginstellingen. Schoolmaatschappelijk werk is een vorm van doelgroepgerichte hulpverlening. Naast hulpverlening heeft de schoolmaatschappelijk werker de volgende taken: signaleren, consultatie bieden, informatie en advies geven en doorverwijzen.

 

De schoolmaatschappelijk werker biedt hulp aan leerlingen, ouders en/of leerkrachten. Daarvoor voert hij of zij gesprekken met de leerling en/of ouders. Als dit niet voldoende is om de problemen op te lossen, of als andere hulp nodig is,wordt bekeken welke hulpverlening of instantie hiervoor geschikt is. Dan vindt verwijzing plaats. Enkele voorbeelden van problemen waarbij het schoolmaatschappelijk werk hulp kan bieden zijn;

Het School Maatschappelijk Werk biedt professionele hulp aan kinderen en jongeren van 0 – 23 jaar
en hun ouders bij het omgaan met of het oplossen van verschillende problemen, bijv;  verwerking van echtscheiding, verhuizing, overlijden, vriendschappen en relaties, seksualiteit, school of studie, werk of werkloosheid, huisvesting, geldzaken, politie en justitie, alcohol en drugs, gokverslaving, mishandeling, discriminatie, gezinsondersteuning, opgroei- en opvoedvragen.

Het School Maatschappelijk Werk is er niet alleen voor jongeren en hun ouders maar ook voor leerkrachten die vragen hebben. De Jeugd Maatschappelijk Werker verwijst door  wanneer meer of andere hulp nodig is. Daartoe zijn er samenwerkingsafspraken met andere (soms gespecialiseerde ) voorzieningen zoals de jeugdgezondheidszorg, het welzijnswerk, het onderwijs, justitie/politie en Bureau Jeugdzorg. Er wordt actief deelgenomen aan samenwerkingsverbanden van organisaties die zich bezighouden met jeugd en gezin.

Zonder toestemming verstrekt het Jeugd Maatschappelijk Werk geen informatie over de cliënt aan derden.
Bovendien heeft de cliënt altijd het recht de eigen gegevens in te zien.

 

Voor het schoolmaatschappelijk werk in de gemeente is Carla de Schenker werkzaam.

Aan hulp door het Schoolmaatschappelijk werk zijn geen kosten verbonden.